Javascript staat uit. Voor een optimale werking moet Javascript worden ingeschakeld.

Juliette van Nes
Datum: 19-11-2019    HET LOGBOEKVAN EEN SCHRIJVER
 

Een tijdreis

De hoofdpersoon in mijn boek leeft in de 19e eeuw.  Dat leidt er toe, dat ik al schrijvend ook in die eeuw vertoef, in haar  milieu en omgeving. Waar zij is  daar ben ik ook: in de tijd dat mensen zich per paard of per koets verplaatsen, de eerste trein pas in de tweede helft van die eeuw  rijdt,  mijn rokken lang zijn, munteenheid de gulden is en ik moet lopen of een rijtuig moet nemen om van A naar B te komen.

Als ik mijn pen neer leg en naar  buiten ga, reis ik ineens twee eeuwen verder:  ik zie en hoor de tram  rammelen en rinkelen, haast me per fiets tussen andere voortjakkerende fietsers en scooters. Boven mij gieren luchtkastelen naar de landingsbaan, naast mij banen automobilisten zich luid claxonerend een snelle weg  naar het oranje verkeerslicht.

In de 19e eeuw hadden de mensen minder haast of zij leken minder haast te hebben. Op tekeningen en schilderijen zie je ontspannen reizigers. Zij roken een pijp, zitten te breien of te praten in de benauwde roefjes van een trekschuit of in een diligence die ze van Brabant naar Utrecht bracht.

De reis duurde zo’n achtenveertig uur, overnachten deed je in een herberg om de volgende dag weer in een koets of trekschuit plaats te nemen die je aller rustigst naar je bestemming voerde. Een reis per koets was echter ongemakkelijk en gevaarlijk. Ongemakkelijk want de zittingen van de dilligence waren vaak hobbelig en hard. Struikrovers loerden langs de weg en als zij je leven niet kwamen verpesten, dan kon er wel een  wiel breken, waardoor je reis zeker een dag oponthoud kreeg.
Er was toen geen maatschappij die, uit angst voor claims, je in een comfortabel hotel onderbracht.

De meeste mensen waren arm en beschikten niet over de middelen waarover wij beschikken. Zij dachten ook heel anders over de dingen. Over kinderen bijvoorbeeld. Er heerste grote armoede, iedere cent kon gebruikt worden. Artsen wezen in dit verband op de kwalijke invloed van de begrafenisfondsen waar men voor enkele centen per week het leven van kinderen kon verzekeren. Hoe vreemd en hard het  nu ook klinkt, toen vond menig moeder  enige tijd na onvoorzichtig een slaapmiddel te hebben gegeven een lijkje onder het wiegekleed:
”Het was een troost, een engeltje in de hemel, een last en een eter minder”.
Van het ontvangen begrafenisgeld konden kleren worden ingelost bij de bank van lening of aardappelen worden gekocht als het fonds enige guldens uitkeerde*).

Twee eeuwen geleden: een turbulente en andere mentalitijd.

*)Uit: Geschiedenis van Noord Brabant, onder redactie van prof. dr. HFJM van den Eerenbeemt

Getagged 19e eeuw, begrafenisfonds, kinderen, struikrovers

 


----------
 
     << Terug >>